Frequently Asked Questions - Protocol Spraak & Taal

De diagnostische fiches van Prodia hadden dringend nood aan wat opfrissing. Omdat  de fiches enkel werden aangepast  bij de herwerking van een specifiek diagnostisch protocol, was een groot aantal niet meer up-to-date. Sommige instrumenten waren geen meerwaarde meer voor CLB en nieuwe instrumenten ontbraken. Bijgevolg werden in juni 2020 deze materialen verwijderd. Wij blijven deze pagina verder actualiseren bij een volgende update. 

Ja. Om de ernstige taalproblemen bij meertalige kinderen te diagnosticeren als ontwikkelingsdysfasie mag de ernst van hun taalproblemen niet toe te schrijven zijn aan de meertalige opvoeding alleen en moeten ze minstens 1 jaar Nederlandstalig taalaanbod genoten hebben.  De betrokken leerling moet ook duidelijk problemen hebben met het verwerven van de eigen moedertaal (thuistaal).  Dit laatste kan aangetoond worden aan de hand van testing, uitgebreide anamnese of een taalanalyse van de moedertaal.  Bovendien verloopt bij deze leerlingen het verwerven van het Nederlands beduidend minder vlot dan bij andere meertalige leerlingen die in een vergelijkbare situatie opgroeien.

Om bij deze leerlingen een faire inschatting te maken van hun cognitieve vaardigheden in het kader van een handelingsgericht diagnostisch traject is het noodzakelijk dat we zoveel mogelijk gebruik maken van het niet-talige kanaal.  Dit houdt in dat we werken met opdrachten waarbij de leerling geen taal moet gebruiken om een antwoord te geven (taalexpressie) en dat de opdrachten zelf weinig taal bevatten (receptieve taal).

Een niet-talige index is geen aparte cognitieve vaardigheid en wordt psychometrisch berekend aan de hand van een combinatie van brede cognitieve vaardigheden uit het CHC-model.  Voor meer info over het berekenen van deze index verwijzen wij naar de nota die opgesteld is door CAP VZW en die terug te vinden is op het CHC-platform. In het kader van een mogelijke diagnose ontwikkelingsdysfasie geven wij er de voorkeur aan om te werken met de niet-talige index (te plaatsen binnen CHC) i.p.v. het Performaal IQ.

In functie van een goede afstemming van het onderwijsaanbod op de onderwijsbehoeften van de leerling met taalproblemen blijven we binnen het HGD-traject uiteraard wel oog hebben voor de evolutie van het talige kanaal en de invloed ervan op het cognitief functioneren. Dit geldt ook voor leerlingen met een andere thuistaal.

 

Ontwikkelingsdysfasie is in se een logopedische problematiek die zich kenmerkt door een ernstig verstoorde taalontwikkeling waarbij de spraak- en taalproblemen zeer hardnekkig zijn en niet toe te schrijven zijn aan een beperkt niveau van cognitief functioneren, een gehoorverlies of een zichtbaar neurologisch letsel. Om dit laatste na te gaan is multidisciplinaire samenwerking nodig.

De logopedist die de leerling kent van de logopedische therapie schat in de eerste plaats de ernst en eigenheid van de taalproblematiek in.

Bij het stellen van de diagnose ontwikkelingsdysfasie is het vervolgens essentieel dat een gehoorstoornis kan uitgesloten worden. Om die reden is het laten opmaken van een recent audiogram door een audioloog of NKO-arts een noodzakelijke voorwaarde om de diagnose te kunnen stellen.

Een neuroloog kan de logopedist helpen om uit te sluiten dat de taalproblemen te wijten zijn aan een neurologisch letsel. 

Omdat een aantal kenmerken van ontwikkelingsdysfasie niet zo makkelijk te onderscheiden zijn van de kenmerken van een ontwikkelingsstoornis, zoals bijvoorbeeld ASS, kan het in bepaalde situaties aangewezen zijn om ook een kinderpsychiater te betrekken. Je vindt hier meer over in het theoretisch deel van het protocol onder Comorbiditeit en differentiaaldiagnose (p 69).

Voor meer duiding bij de criteria type 7 spraak- of taalstoornis binnen het M-decreet verwijzen we naar het document ‘Aanvulling Protocollen Diagnostiek in het M-decreet’.  Meer uitleg over de diagnostische criteria van ontwikkelingsdysfasie is terug te vinden in onze tekst – Aanvulling Protocol Spraak & Taal : Criteria Ontwikkelingsdysfasie (OD) en Kinderafasie (ook opgenomen als een Kort&Krachtig bij Caleidoscoop jg.28 nr.6)

Bij het uitwerken van een aanpak voor een leerling vertrekken we altijd vanuit de vraag ‘Wat heeft deze leerling op dit moment binnen deze leercontext nodig?’. In de integratie- en aanbevelingsfase van een HGD-traject (zie HGD-Oefenformulier integratie-aanbeveling) formuleer je eerst je doelen om dan na te gaan wat de leerling nodig heeft om deze doelen te bereiken (onderwijsbehoeften). Voor algemene ondersteuning bij het vaststellen van onderwijsbehoeften, kan je terecht in het Algemeen Diagnostisch Protocol meer bepaald in dit deel van het ADP. Op onze website vind je inspiratielijsten onderwijsbehoeften voor Gedrag & EmotieSpraak & Taal en Motoriek. 

Op basis van de onderwijsbehoeften kan je maatregelen opstellen. Een aantal tips bij het opstellen van maatregelen vind je hier. Bekijk zeker ook eens de brochure Klaar voor redelijke aanpassingen. Prodia heeft ook verscheidene bijlagen over maatregelen: sticordi bij ADHDontwikkelingdysfasiesticordi in bewegingsopvoeding, mogelijke maatregelen bij Cognitief Sterk Functioneren en bij Cognitief Zwak Functioneren.

Deze bijlagen zijn niet bedoeld als afvinklijsten, wel ter inspiratie. Zowel onderwijsbehoeften als maatregelen zijn ook vaak niet probleemspecifiek maar eerder gebonden aan een context of specifiek voor een individuele leerling. Zoek dus zeker ook inspiratie bij mogelijke maatregelen voor andere ontwikkelingsgebieden.

De ondersteuning van leerlingen begint bij een goede Brede Basiszorg waarbij aan de noden van zoveel mogelijk leerlingen wordt voldaan door het creëren van een veilig en positief leerklimaat binnen een sterk zorgbeleid. Bekijk eventueel ook eens onze bijlage Effectief onderwijs. Hoe sterker de Brede Basiszorg is, hoe minder extra maatregelen moeten ingezet worden voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. 
 

Een uitgebreid antwoord vind je in deze bijlage. Het gekleurde deel van de tekst is een specifieke toepassing voor het protocol Gedrag & Emotie. Voor het Protocol Cognitief sterk functioneren leggen we ook uit waarom we het label Hoogbegaafdheid niet meer gebruiken in deze tekst.

Wanneer jonge kinderen vastlopen in hun ontwikkeling, is het vaak niet gemakkelijk om hun profiel van functioneren voldoende betrouwbaar in kaart te brengen. Op welke ontwikkelingsgebieden is er een achterstand? Hoe ernstig moeten we die inschatten? Op welke ontwikkelingsgebieden loopt het beter? Welke begeleiding heeft deze kleuter binnen deze school- en gezinscontext nodig?

Soms lopen kleuters op school in die mate vast dat mogelijk ondersteuning nodig is om hen het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen. Het CLB wordt gevraagd om de opmaak van (gemotiveerd) verslag te overwegen.

Bij de opmaak van een verslag binnen het kleuteronderwijs is volgens de regelgeving steeds een diagnose vereist, zoals verstandelijke beperking, emotionele of gedragsstoornis, (vermoeden van) spraak- of taalstoornis. Om aan degelijke differentiaaldiagnostiek te kunnen doen bij jonge kinderen is meestal procesdiagnostiek aangewezen. Daarbij wordt gedurende een langere tijd regelmatig geëvalueerd welke vooruitgang een kind maakt. Er is immers een grote variatie in het normale ontwikkelingsverloop. Op één bepaald ogenblik kan men wel een ontwikkelingsachterstand vaststellen, maar het kan gaan om een achterstand in de ontwikkeling van bij het begin of een stagnatie, vertraging of achteruitgang die optreedt tijdens de ontwikkeling. De precieze aard, omvang en verklaring van een achterstand worden vaak pas duidelijk na herhaalde evaluatiemomenten op diverse ontwikkelingsdomeinen. Ook het differentiëren tussen een verstandelijke beperking en andere ontwikkelingsstoornissen zoals ASS of een taalstoornis wordt dan beter mogelijk.

Wanneer het CLB-team voor een leerling denkt aan een verslag, maar het nog onvoldoende helder is wel type BuO best aansluit op de doelen en specifieke onderwijsbehoeften, dan kan het aangewezen zijn om eerst in te zetten op ondersteuning binnen de huidige school voor gewoon onderwijs op basis van een (gemotiveerd) verslag. Door binnen de vertrouwde omgeving beter zicht te krijgen op het functioneren van de leerling en het ontwikkelingsperspectief kan een heroriëntering met schoolverandering worden vermeden.

Zie ook Volstaat de diagnose globale ontwikkelingsachterstand voor een verslag Type 2?    

Prodia wil geen exhaustieve lijst opstellen van testmateriaal in het kader van bepaalde problematieken, maar bekijkt steeds de relevantie voor de CLB-context. Meer informatie vind je hierover in de Toelichting bij de opmaak en criteria voor de diagnostische fiches

Komt een test niet in aanmerking om afgenomen te worden door een CLB-medewerker, dan wordt deze niet opgenomen in het protocol.